Brugge

(hanze)



De Hanze verwijst naar de commerciële belangengemeenschap van kooplieden iot de oostelijke gebieden. Van deze stedenbond waren een tweehonderd steden lid, waaronder een zevental die bijzonder actief waren. de meeste waren gesitueerd aan de monding van de stromen in Noord-Duitsland. De belangrijkste havensteden waren Bremen, Hamburg, Lübeck, Rostock, Stralsund, Stettin, Danzig, Reval en Riga. Vanaf de 12de eeuw speelden ze een vooraanstaande rol in de handelsbetrekkingen in het avondland. Op het stuk van handelsverrichtingen waren de Oosterlingen zeer vooruitstrevend. De oudste tot nu toe gekende wisselbrief werd in 1290 in Brugge getrokken door een koopman uit Lübeck. De commerciële activiteiten van die dynamische kooplui bereikten een hoogtepunt tussen de 14de en de 16de eeuw. Nadien taande hun monopoliepositie in de betrekkingen tussen de verschillende gebieden. Vele van deze kooplui hadden Johannes of Hans als voornaam. Het woord Hanze zou ontstaan zijn als een spotnaam, later overgedragen op de totaliteit van deze koopliedengemeenschap en de economische activiteiten van deze steden met de andere Europese landen. Door hun voorsprong op het gebied van de scheepvaart konden ze een belangrijk netwerk ontwikkelen met andere havensteden rond de Baltische Zee en de Noordzee en dat tot diep in het binnenland. De winstgevende interregionale ruilhandel zorgde voor een schitterende voorspoed en een dynamische ontwikkeling van deze steden.