Hillegem

(sirooplekkers)



Heel lang geleden was de dorpskern in zodanig verval geraakt dat het gebouw diende gesloopt om ter plekke een nieuw kerkgebouw te kunnen optrekken. In allerijl werd een noodkerk ingericht in de schuur van een naburig hof. Maar de belleman was ziek en het parochieblad nog niet uitgevonden. De pastoor vroeg zich af of zijn gelovigen wel onaangekondigd hun weg zouden vinden naar de nieuwe locatie voor de zondagsmis. Samen met de koster spande hij op manshoogte een dik touw, rijkelijk besmeerd met lekkere stroom, van de oude kerkdeur naar de boerderij. Toen de devote Hillegemnaren op zondagochtend gewoontegetrouw naar de kerk gingen, roken ze het zoete smeersel en begonnen spontaan aan het touw te likken. Al 'lekkend' bereikten ze zo de noodkerk waar de pastoor hen al stond op te wachten. De bijnaam 'sirooplekkers' zouden de Hillegemnaren nooit meer kwijtraken.