Mechelen
(maneblussers)
Volgens geschiedschrijvers gebeurde het in de nacht van 27 op 28 januari 1687. De Sint-Romboutstoren was in mist gehuld.
Een dronkaard die tamelijk laat naar huis terugkeerde zag plots dat die toren in brand stond en sloeg onmiddellijk alarm.
Buren, uit hun diepste slaap opgeschrikt, trokken hun vensters open en konden alleen hetzelfde vastststellen. In een mum van tijd stond de hele stad in rep en roer en werd de noodklok geluid. Het stadsbestuur, de burgemeester op kop, snelde naar de plaats van het onheil en begon in ijltempo de blussingswerken te organiseren. Langs de torentrap gingen emmers water als een ketting van hand tot hand, maar nog vóór de top werd bereikt, schoof de maan door de nevel en moesten de moedige Mechelaars toegeven, dat ze slechts de rossige nevelgloed van de maan hadden gezien.
Hoewel ze hebben geprobeerd de zaak stil te houden, konden de Mechelaars niet verhinderen, dat er zelfs over de landsgrenzen hartelijk om werd gelachen.